Als een zeepbel
Wat vond – en vind – ik het altijd een prachtig gezicht als een zeepbel langzaam opstijgt en de kleurige pracht uit het zicht verdwijnt. Lang niet alle zeepbellen komen zover. Sommige spatten zelfs al uit elkaar voor ze het bellenblaasstokje hebben verlaten.
Ik had mijn fotografiehobby nogal verwaarloosd (iets met teveel hobby’s 🙂 ), maar ik heb me voorgenomen om die weer op te pakken. De laatste tijd was ik daarom al weer meer met foto’s en fotobewerking bezig. Gisterochtend was het moment dat ik weer eens echt lekker met de camera aan de gang ben geweest.
We gingen bellenblazen. Nou ja, mijn dochter blies en ik maakte foto’s. Nog mooier, of in elk geval unieker, dan een opstijgende kleurige bel vind ik het als een zeepbel langzaam bevriest in de koude sneeuw.
Ik merkte dat mijn camera-techniek wat roestig was geworden, maar na een poosje ging het soepeler. Het leverde een paar mooie plaatjes op.
En ja, zoals bij elke zeepbel is ook een ijsbel geen lang leven beschoren. Het mafste is wel als ze uit elkaar spatten op het moment vlak voor je de foto wilt maken. Ineens is je onderwerp weg. Stiekem hoop ik dat een bel precies uiteen spat op het moment dat ik een foto maak. En dat de foto dan nog scherp is ook. Dat wordt vast een bijzonder plaatje.
Toch kan vergane glorie ook iets moois in zich hebben. Ook een kapotte zeepbel kan nog haar charme hebben.
Tegenwoordig wordt er vaak gesproken over ‘in een bubble’ zijn. Vaak gaat het dan over topsporters die met niemand buiten de gecreëerde bubble contact hebben, waardoor zo goed als mogelijk is de corona op een afstand gehouden wordt en de sport toch bedreven kan worden.
Als ik een fijn boek aan het lezen ben, kan ik me ook in een bubble wanen. Dan dringt er bijzonder weinig van buitenaf door. (De vraag of ik koffie wil, bereikt me overigens altijd wel). Ook deze bubble spat altijd een keer uiteen. Soms al tijdens het lezen, omdat het verhaal tegenvalt of er onjuistheden in staan die me storen (zoals de dokter bellen als de telefoon op dat moment nog niet eens uitgevonden is), maar meestal als ik de laatste bladzij gelezen heb en het boek dichtsla.
Wat ook super is, is om in zo’n bubble te schrijven en heerlijk in een ‘flow’ te zitten. De woorden rollen op zo’n moment achter elkaar uit het toetsenbord en het verhaal vertelt zich haast vanzelf. Zo werkt het helaas niet altijd. Soms is schrijven ronduit zwoegen met woorden. Schrijven, schrappen, herschrijven en opnieuw beginnen. Soms wil het gewoon helemaal niet. Op zulke momenten is het het beste om de laptop dicht te klappen en iets anders te gaan doen. Wandelen of foto’s maken bijvoorbeeld.
In mei verschijnt Geef me de moed. Daarover in een volgende blog meer. Nu eerst met de camera en zeepsop naar buiten.